Aŭtorarajto Mia Propra Verko/VAZNak/Laborgrupo Kritikaj Spiritoj
De Stoornis Maatschappij (DSM) (∗)
(∗) Om taalspelige redenen kan De Stoornis Maatschappij (DSM) niet vertaald worden in het Esperanto.
Alle rechten voorbehouden.
© Culturele Verschijnselen 2023
Overname van tekst, foto’s en ander materiaal zonder toestemming is verboden! Alle rechten voorbehouden!
© Culturele Verschijnselen 2019-2023
Autisme en creativiteit
“(….) Volgens de wetenschapper Temple Grandin zijn autisten echter op vele gebieden creatiever dan gemiddeld. (….)Volgens Grandin hebben autisten de potentie om creatief te zijn op het gebied van beeldhouwen en tekenen, maar ook op het gebied van ruimtelijke wiskunde en bepaalde takken van de wetenschap, omdat ze een situatie voor zich kunnen zien als een filmpje. (….) Omdat autisten inderdaad vaak niet goed om kunnen gaan met nieuwe en onverwachtse situaties, kunnen ze niet altijd creatief zijn op commando, maar de aanleg is er dus wel degelijk.“
Citaat uit ‘De Creatieve Chaoot’: https://creatievechaoot.wordpress.com/labels/autisme-spectrum/
Ieder mens is creatief. Al vanaf je babytijd kom je tot oplossingen voor schijnbaar eenvoudige problemen. Kinderen zijn van nature erg inventief en weten vaak hoe zij met hun fantasie en beperkte levenservaring met een voor hun onbegrijpelijk verschijnsel om te gaan. Zoals bijvoorbeeld de onverklaarbaarheid van gebeurtenissen in sprookjes. Welbeschouwd kan men stellen dat fantaseren een creatief proces is. Ook het denken is en proces dat dankzij scheppingsbekwaamheid tot stand komt.
Creativiteit wordt meestal omschreven als
“(…)een vermogen om iets nieuws te scheppen. Een individu of een groep toont creativiteit wanneer een nieuw concept of object wordt gemaakt, of wanneer een originele oplossing voor een probleem wordt gevonden.”
volgens een citaat uit Wikipedia.
Creativiteit hoeft niet direct tot het scheppen van een kunstwerk te leiden en per se aan deze definitie te voldoen.
Ik las vrij recent het boek ‘Brein bedriegt’ van Peter Vermeulen. Het boek gaat over autisme en normale tot hoge begaafdheid. Het verscheen in 2013 als herziene uitgave van zijn boek eerder verschenen in 1998.
Wat mij pijnlijk trof in zijn boek1 is zijn twijfel, ja zelfs stelligheid dat mensen met autisme op taalgebied niet creatief kunnen zijn.
Zo stelt Peter Vermeulen op pagina 88: “Wat op het eerste gezicht creatief en origineel klinkt, is vaak de uitdrukking van een concreet en visueel autistisch denken of van hun letterlijk begrip”. Dit in tegenstelling tot wat Hans Asperger vond over kinderen met autisme, die het taalgebruik van kinderen met autisme omschreef als rijk, origineel en spontaan, zoals hierna door Peter Vermeulen in zijn boek wordt bestreden.
De uitdrukkingsvaardigheid ligt op een ander gebied dan wat gangbaar is, maar dat wil volgens mij niet zeggen dat taalgebruik bijvoorbeeld niet origineel zou kunnen zijn. Een andere manier van denken of formuleren is niet minderwaardiger dan de conventionele manier. De Nederlandse pedagoge en ervaringsdeskundige van anders denken en leren Peggy Schut omschrijft de andere manier van denken als ‘out of the box denken’. Met het denken is niets mis mee, maar wij, mensen met een andere ‘hersenafkomst’ komen via onze eigen wijze tot oplossingen in taal, werk of sociale omgang met anderen, vrij geciteerd. Zonder die manier van denken, dus buiten de gebaande paden lopen, buiten het doosje denken, zouden een aantal wetenschappers, filosofen, kunstenaars, romanschrijvers, technici enzovoort nooit tot stand gebracht kunnen hebben wat zij in de wereld neergezet hebben. Zonder hun creativiteit aan spreken, te gebruiken was dit nooit gelukt.
Buiten de gebaande paden denken is een van de manieren om tot een creatieve prestatie te komen. Edward de Bono, een Britse psycholoog laat zes manieren van denken zien in zijn schema met zes gekleurde hoeden. Elke hoed vertegenwoordigt de weg die wij ook kunnen bewandelen in het denken. Meestal wordt er naar een oplossing gezocht in een logische volgorde van te zetten stappen. In het schema van de zes hoeden worden andere wegen die tot een oplossing van een probleem leiden in beeld gebracht en behoren tot het ‘lateraal denken’. Lateraal denken leidt vaak tot nieuwe oplossingen van een probleem of kunnen tot nieuwe inzichten leiden.
De auteur van Brein Bedriegt gebruikt verschillende malen het woord ‘ogenschijnlijk’ als het om woordgebruik of creativiteit bij mensen met autisme gaat. Waarom vraag ik mij af neemt hij zo’n laatdunkende houding aan?
Op pagina 89 van zijn boek geeft de schrijver een voorbeeld van een zesjarige jongen over de vraag wat het verschil is tussen een ladder en een trap. Waarop de jongen antwoordt: “een ladder gaat puntig omhoog en een trap slangachtig omhoog”.
“Creatief?” zo vraagt de auteur zich af. Waar hij dan aan toevoegt: “Misschien, maar communicatief in elk geval geen wereldwonder.”
Zou Peter Vermeulen zelf op het idee gekomen zijn om zich zo uit te drukken?
Eens trof ik tot mijn grote verrassing het boek ‘Begrafenis van de Manen’2 aan. Het had de ondertitel: ‘mededelingen uit de wereld van het autistisch kind’. Het boek dat door Saskia van Rees geschreven is vormt een verzameling teksten die het resultaat zijn van uitingen van kinderen met autisme.
Uit deze teksten blijkt dat deze kinderen hun diepste gevoelens op hun eigen originele manier kunnen uiten. Zonder hun vermogen van creativiteit (of autonoom de woorden zoeken die hun gevoelens kunnen uitdrukken) waren zij niet tot dit resultaat gekomen. Sommige teksten treffen mij zeer. Als deze uitingen het gevolg zijn van beelddenken, dan is het beelddenken een ander proces, een andere totstandkoming van het resultaat, maar daarom niet minder creatief. Als een meubelmaker een tafel in elkaar wil zetten, maakt het dan wat uit of hij eerst de poten zaagt en daarna het tafelblad?
Ik zal en voorbeelden geven van enkele teksten:
“Dat ei – ik draag het op mijn handen – Daar zit iets in – Daar zit iemand in – die heel veel van mij houdt – ik weet niet wie – maar o, – ik ben zo bang dat ’t breekt.”
[pag. 7, inleiding.]
“Kom we gaan de manen begraven – Mamma maan kindje maan – ze leven niet meer – we leggen ze in de kist – in ’t donker- ’t is begrafenis van de manen.”
[pag. 12]
“Wat doet een kind ’s nachts? – ’n meisje in de zonneschijn dat bloemen water geeft – wat doet zo’n meisje ’s nachts? – en wat doet de zon als ’t licht weg is? – ’s nachts?”
[pag. 65]
Ik ken een vrouw, zij heet Sarah Morton (1987), zij is een Nederlands schrijfster en heeft zes boeken op haar naam staan. Enkele behoren tot het genre ‘sciencefictionthrillers’ en meer recent is een opvoedkundig werk. Op haar zesde kreeg Sarah de diagnose autisme. Zonder het scheppende vermogen zou Sarah deze literatuur nooit tot stand gebracht kunnen hebben. En, zij is niet de enige in schrijversland met de aandoening die ‘autisme’ genoemd wordt.
Peggy Schut , pedagoge, heeft zich gespecialiseerd in ADHD, dyslexie, autisme en hoogbegaafdheid en haar eigen praktijk P.P. de Creatieve Chaoot opgericht. Zij vindt dat er een positieve kijk moet komen op mensen met aandoeningen zoals autisme. Zij zegt dat “er veel behoefte is aan een nieuwe positievere kijk op mensen met de genoemde labels.“
Haar praktijk ziet zij “als een onderdeel van een passievolle strijd om meer tolerantie voor verschillen te creëren.” En zoals zij het verder uitdrukt:
“Doordat er, volgens mij, te veel wordt gedacht in stoornissen en problemen, heb ik besloten een bedrijf op te richten wat zich hiertegen verzet.“
Peggy Schut spreekt liever over ‘talenten’ dan over ‘stoornissen’.
Je kunt wel spreken over een andere ‘hersenafkomst’ die kenmerkend is bij eigenschappen zoals autisme en ‘ADHD’. De overeenkomst van mensen met de genoemde eigenschappen is dat zij meestal over uitzonderlijke talenten beschikken, creatief, maar ook chaotisch kunnen zijn. De naam ‘creatieve chaoten’ klinkt wat mij betreft veel gunstiger dan de etikettenplakkerij die stigmatisering in de hand werkt.
En dat is nu juist volgens mij een groot kritiekpunt op het boek ‘Brein Bedriegt’. Door consequent te spreken over ‘stoornis’, zoals ook het DSM-5 maar al te graag doet, ga je uit van ‘gebreken’ in plaats van ‘talenten’ en andere gunstige eigenschappen en worden mensen met een autistische aandoening in een hokje geplaatst en als ziek gebrandmerkt. Dat is wat het boek in stand houdt: de tweedeling van mensen met een maatschappelijke manier van denken en leren en mensen die op hun eigen manier denken en leren en naar de wereld kijken. Mensen indelen op grond van zogenaamde beperkingen werkt discriminatie in de hand en blokkeert de vrijmaking van mensen die nu onderdrukt worden in de maatschappij. Ieder mens heeft beperkingen en talenten en wij zijn allemaal verschillend, afwijkend dus van de ander.
Verwijzingen en bronnen:
De Creatieve Chaoot: https://creatievechaoot.wordpress.com/
Pedagogische Praktijk De Creatieve Chaoot: http://creatievechaoot.mystrikingly.com/
Wikipedia over Creativiteit:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Creativiteit
Autisme is geen belemmering voor creativiteit – Lucy Reijnen van der Waerden
Studentnummer: 2151929
Extra toets “Betoog”
Master SEN 2011-2012
februari 2013, studiejaar 2
PDF, 2013
Brein Bedriegt – Peter Vermeulen – autisme en normale tot hoge begaafdheid – Uitgeverij EPO acco 2013. ISBN 978 90 644 717 3 (EPO) en 978 90 334 8209 0 (acco).
Begrafenis van de Manen – mededelingen uit de wereld van het autistisch kind – Saskia van Rees – De Gooise Uitgeverij Bussum, De Standaard Uitgeverij Antwerpen 1980. ISBN 90 269 8110 4.
1 Brein Bedriegt, tweede druk oktober 2015.
2 Begrafenis van de manen door Saskia van Rees verscheen in 1980 bij De Gooise Uitgeverij, Bussum/De Standaard UItgeverij, Antwerpen. ISBN 90 269 8110 4.
Beperkingen
Hebben wij allemaal. Volgens het woordenboek: ‘begrenzing’, maar ook beknotting, bijvoorbeeld: beperkte toegang tot een systeem, gebouw, afdeling, et cetera. Of beperkte rechten. Het woord beperking heeft veel betekenissen, zie https://www.encyclo.nl/begrip/beperking
De beste synoniemen vind ik in het puzzelwoordenboek met 37 omschrijvingen: http://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/BEPERKING/1
Ik schreef naar aanleiding van het Waalzinnig Festival Nijmegen het volgende bericht:
“U spreekt op uw webpagina over ‘mensen met én zonder beperking’, alsof er twee soorten mensen bestaan.
Ieder mens is een mens met beperkingen.
Beperking betekent begrenzing, dus: door mijn lichaamslengte ben ik beperkt (begrensd) in mijn mogelijkheden omdat ik bijv. een kistje of een trap nodig heb om bij de bovenste boekenplank te kunnen komen. Ik heb een visuele beperking omdat ik bijziend ben en op straat een bril nodig heb en om een boek te lezen een leesbril.
Ook heb ik psychische beperkingen (ik kan niet ‘alles’ verdragen), beperkingen omdat ik begrensd ben, beperkingen met kennis en ervaringen.
Beperkingen zijn ook in verhouding tot anderen in een groep. Als je dertig mensen hebt en ééntje is in staat de marathon te lopen, dan hebben die andere 29 een beperking ten opzichte van die marathonloper, terwijl alle dertig gezonde mensen zijn. Die ene marathonloper heeft (wel) een afwijking. Ten opzichte van die overigen.
Met vriendelijke groet,
Rudolf Veenendaal, een mens met beperkingen.
Tenslotte: taal verandert en staat sterk onder invloed van diverse media, betekenissen en nieuwe woorden zijn vluchtig of maken deel uit van de ‘waan van de dag’. Wat gisteren nog kon, wordt heden streng verbeterd door de ‘politieke correctheid’. Belediging en gekwetst zijn, zijn afhankelijk van de persoon die het treft, subjectief dus. ‘Verstandelijk gehandicapten’ werd ‘mensen met een verstandelijke beperking’. En gemakzuchtig wordt ‘verstandelijk’ weggelaten en krijgt het woord ‘beperking’ de betekenis van ‘stoornis’. Eigenlijk wordt hiermee het woord ‘beperking’ gebrandmerkt. Hoe nu kan men nu voorkomen dat men niet beledigt, kwetst, discrimineert en stigmatiseert door ‘mensen met een verstandelijke beperking’ zo te noemen? Dat kan men niet voorkomen. Gewoon benoemen, niet bang zijn. Maar alleen het woord ‘beperking’ gebruiken is niet voldoende.
Ik bood Het Waalzinnig Festival in Nijmegen een alternatieve tekst aan als inleiding op hun webstek. Deze tekst hebben zij overgenomen, maar inmiddels al weer geschrapt en vervangen door een andere tekst. Hoe zou je een tekst kunnen opstellen die niet stigmatiserend werkt? Dit was mijn suggestie:
Het Waalzinnig Festival, voorheen Kwartiermakersfestival Nijmegen, stimuleert mensen met een verstandelijke, lichamelijke of andere functiebeperking die daardoor buiten de normen van de samenleving vallen, om zich te uiten door middel van kunst, cultuur en bewegen. Op deze manier kunnen zij niet alleen aan hun omgeving laten zien wat ze kunnen, maar krijgen zij ook meer zelfvertrouwen. Door de samenwerking tussen een grote diversiteit aan mensen te stimuleren, versterken we het gevoel van erbij horen en wordt het voor deze mensen makkelijker om mee te doen aan de samenleving.
Waanzin 1, Maatschappelijke Stoornissen
Om vast te stellen aan welke soort waanzin u lijdt, welke stoornis u heeft, hoe gek u bent, knetter, kierewiet, dol of dwaas, fobisch, totaal geschift, nietandersomschreven, ontspoord, ontregeld, zot of vreselijk, zuchtig en verslaafd, kriegel, lijp of maf, niet goed bij je hoofd, krankzinnig, totaal geflipt of de weg kwijt: het staat allemaal omschreven in de Bijbel der Psychiatrie: het DSM: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (vertaling: diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen).
Ik vond dat er een alternatieve versie moest komen, omdat ik van mening ben dat de maatschappij knettergek is. Daarom treft u hier alvast een pagina met 20 stoornissen aan van mijn bescheiden boekwerkje waar meer dan 100 stoornissen in vermeld staan. De lijst is te bestellen als pdf-bestand via rudolfveenendaal (at) antenna.nl van Culturele Verschijnselen. Ook dit jaar (2023) verkrijgbaar in boekvorm met uitgebreide begripsomschrijvingen. Informatie daarover volgt.
Johan Wilgenbos & Rudolf Veenendaal, december 2018

De eerste twintig stoornissen
(∗) Kan vertaald worden als: La Malhelpo Socio, maar verwijzend naar het handboek (volgens sommigen ook wel ‘de bijbel’, niet zo’n gekke vergelijking, ook als men de Jehova-achtige werkwijze ziet zoals men met dat boek toepast) der psychiatrie klopt de afkorting in dit geval niet!
Waanzin 2, De Stoornis Maatschappij (DSM)
Marliesje gaat naar de dokter. Een bijdrage van Johan Wilgenbos¹
Om u een indruk te geven hoe het Verzamelboek van Menselijke (Bij)verschijnselen (VM(B)verschijnselen) werkt zal ik u een verhaaltje vertellen.
Het was een zomerse zonnige morgen.
Marliesje van zes jaar zat aan haar ontbijt in de tuin van het huis waar zij woonde.
Een tafeltje op maat, gedekt met een servies en bestek passend bij de kindermaat en de meisjessmaak die in commercieel opzicht meer de smaak van de speelgoedfabrieksdirecteur was, stond opgesteld onder de oude beuk die veel schaduw gaf en waar je het mooiste zicht op de tuin had.
Van alle kanten hoorde je het gekwetter en het zingen van de vogels en er woei een zacht windje, de tuin strelend met alles en iedereen dat aanwezig was. Het was eind juni en de bloemenpracht begon haar top te bereiken, een melange van bloemengeuren verried dat men zich hier niet aan de hoofdstedelijke Wibautstraat bevond. De stilte voegde zich naar de open ruimtes die in deze weldadigheid zich beschikbaar stelden om haar te mogen ontvangen. De vrede leek gegarandeerd.
Net op het moment dat Marliesje die ook vaak Liesje werd genoemd, bezig was met het inschenken van een kopje thee, werd zij opgeschrikt door een soort gekrijs. Het scheelde niet veel dat zij van schrik het porseleinen theepotje uit haar hand liet vallen. Krampachtig wist zij de situatie te redden en zonder geknoei schonk zij haar kopje vol.
“Stel je eens voor dat de theepot uit mijn handen was gevallen en alle thee over het tafeltje heen was gestroomd” dacht het meisje.
“Of erger nog, dat die gloeiend hete thee over mij heen was gekomen…..” Angststoornis.
Liesje rilde bij die gedachte. “Gauw maar verder eten”, dacht het kind en met een sombere uitdrukking op haar gezicht probeerde ze het ontbijt voort te zetten.
Somber was ze al de hele ochtend, depressie, logisch, want haar ouders waren die dag al vroeg op reis gegaan en dat beviel Liesje niet zo. Ze voelde zich erg eenzaam, verlatingsangst, en ook wel een beetje bang, angststoornis, verdriet overmeesterde haar en tranen biggelden over haar wangen. In deze stemming kon Liesje geen hap door haar keel krijgen, anorexia nervosa, maar honger had ze wel. Ze begon een beetje weg te dromen en te fantaseren, dissociatieve persoonlijkheidsstoornis, maar dat deed ze wel meer als zij zich eenzaam en een beetje zielig vond. Zelfmedelijden. Na een tijdje bedacht ze dat zij beter haar lievelingspop kon halen om wat gezelschap te hebben.
Enkele minuten later zat Daisy, de liefste pop aller tijden, projectie, naast Liesje aan het ontbijttafeltje in de groene en ook zeer bloemrijke tuin van het landhuis, een pronkstuk van het adellijke geslacht Ter Blijt, waar Liesje het nu alleen moest zien te rooien. Ze genoot erg vaak van de tuin waar zij lekker in kon spelen. Wel erg groot was de tuin, agorafobie, als zij deze vergeleek met de tuintjes van haar vriendinnen. En omdat Liesje erg sociaal was, kon zij zich wel voorstellen dat haar vriendinnetjes tegen haar opkeken met zo’n tuin en huis. Megalomanie. In zo’n tuintje van één van haar vriendinnen vond Liesje het ook wel prettig, maar ook wel erg klein. Claustrofobie.
Met Daisy was het altijd fijn. Liesje voerde dan ook hele gesprekken met haar. En wat er dan al niet naar buiten kwam. Ongebreidelde fantasie. Ongelofelijk. Een rollenspel, bijna echt. Meervoudige persoonlijkheidsstoornis.
Liesje merkte niet dat Oom Jacob die tegenover Liesje woont zachtjes de tuin in geslopen was om te kijken hoe het met haar ging. Paranoïde.
Voorzichtig naderde Oom zijn nichtje, hij wilde haar niet laten schrikken. Ze merkte hem op en begroette hem.
“Hai Oom!”, stamelde het meisje nog enigszins in de ‘roes’ van haar spel met Daisy.
“Dag schat, hoe gaat het met je, is het niet te eenzaam hier? Zullen we niet even gezellig samen zijn?” Incest.
“Het gaat wel, het is wel erg saai zonder mama en papa, wanneer komen zij weer terug?”
“Over een week en af en toe kom ik eens kijken hoe het met je gaat.”
“O”, zei het kind bijna onverstaanbaar met teleurstelling in haar stem en wendde haar hoofd af. Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.
Huilerig vroeg het kind waar heen haar ouders gereisd waren.
“Ze zijn een weekje naar Dromenland”.
“Echt waar? Pseudologia-phantastica. “Dat kan niet, zeg het nou ehecht!”
“Nee, ik maakte maar een grapje, niet dit soort dingen al te letterlijk nemen. Ze zijn naar Koeterwalië, naar Tante Sujet.” Confabulatie.
Oom Jacob keek naar zijn bedroefde nichtje en sprak:
“Toe Marliesje, het komt wel goed, je bent maar tijdelijk alleen en ik ben er ook nog. Eet nog even wat en denk er aan dat je zo dadelijk naar school moet gaan.”
Het meisje begon met lange uithalen hard te snikken, hysterie, en legde haar hoofd op haar gekruiste armen die zij op tafel te ruste had gelegd.
“Nee,” kermde ze, ik wil niet naar school, ik wil hier blijven, met Daisy!” Oppositioneel opstandige gedragsstoornis.
Oom Jacob is een verstandige man en hij weet goed met kinderen om te gaan. Hij troost zijn nichtje en brengt haar naar school.
In de klas is Marliesje erg stil en staart verdrietig voor zich uit. Juffrouw Lettie merkte het op en vroeg haar wat er aan scheelde.
Marliesje begon te snikken en hakkelend –stotterstoornis- (dat gebeurde nooit) vertelde zij over haar leed. Slachtofferrol. Sommige kinderen in de klas beginnen te lachen en Marliesje voelt zich kleiner worden. Zij durft niets meer te zeggen uit angst dat zij, weer uitgelachen wordt. Sociale fobie.
Juf wist het meisje te troosten en de les kon beginnen. Rekenles.
Rekenen kon Liesje erg goed, maar deze morgen lukte het niet om de rekensommetjes zonder fouten te maken, zij kon zich niet goed concentreren. Concentratiestoornis. Ze leverde het vel met de sommen bij Juf Lettie in en wachtte vol spanning af hoe de beoordeling uit zou vallen. Afhankelijkheidsstoornis. En dat viel niet mee. Negen fouten maar liefst. Rekenstoornis.
De juf wilde Liesje spreken, want dat was een ernstige toestand met dat meisje.
En dat gebeurde ook. Tijdens het eerste speelkwartier was er de gelegenheid om het meisje te spreken. Aan het einde van het gesprekje gaf Lettie een brief mee die zij aan haar huisarts moest geven, want dit patiëntje moest met spoed behandeld worden.
Even later stond Liesje met de brief van de juf buiten de school wat bedremmeld om zich heen te kijken. Half verdoofd van verdriet, angst en verwarring wist zij even geen raad in dit moeilijke ogenblik. Treuzelend liep zij met de brief in haar hand naar het huis van oom Jacob. Hij moest die brief lezen die voor de huisarts bestemd was, dat had juf gezegd.
Al tien minuten later, gelukkig was het niet ver lopen, arriveerde zij bij het huis van haar oom. Liesje belde aan, maar na een tijdje werd er nog steeds niet opengedaan. Nog eens bellen. Weer geen reactie. Wat was er aan de hand? Hoe kon dit? Liesje begon zich van alles af te vragen. Paniekstoornis. Stond zij wel bij de juiste deur aan te bellen? Desoriëntatie. Zij hoorde haar hartje kloppen en haar lijfje verstarde.
Plotseling werd het duidelijk: oom was nog niet thuis. Het was nog te vroeg om bij haar oom aan te bellen. Liesje vond zichzelf een stommerik. Hoe kon ze zo dom zijn, vroeg zij zichzelf af. Minderwaardigheidscomplex.
“Wacht eens even”, dacht het meisje nadat zij bij de voordeur van oom Jacob had staan nadenken, “ik kan ook via de achterdeur naar binnen, maar zou oom dat wel goedvinden?” Crimineel gedrag.
Net op dat moment kwam er een man aanlopen, het was…..oom Jacob!
Er volgt een hartelijke begroeting, maar Jacob sprak wel zijn verbazing uit over het vroege tijdstip dat Liesje uit school is.
“Ik mocht eerder weg van de juf en moest u deze brief geven”.
De man pakte de brief aan die zijn nichtje hem overhandigde.
Na het lezen van de brief begreep oom op dat zijn nichtje plotseling nogal gestoord geworden was en met een ernstig gezicht sprak hij zijn nichtje toe.
Oompje schraapte zijn keel en met een gedempte en met een ietwat geknepen stem vertelde hij Liesje dat zij ziek, ja gestoord geworden was en onmiddellijk naar de huisarts moest gaan en hem deze brief moest geven.
Het meisje begon daarop hard te huilen en bijna buiten adem en met grote uithalen lukte het net om duidelijk te maken dat zij zich niet ziek voelde.
“Was ik maar dood”, schreeuwde ze het uit. Suïcidaal. “En Daisy ook!” Het verdriet werd erger en leek haast niet te stoppen. “Ik ben niet ziehiek!”
Jacob probeerde haar te troosten, maar het lukte niet.
“Marliesje zo kan dit niet verder, we kunnen zo niet aan de deur blijven staan,” sprak de man nu met wat ergernis in zijn stem.
“Hier heb je een zakdoek, veeg je tranen af, ga naar de dokter en stel je niet aan!” -theatrale persoonlijkheidsstoornis- beet de man kordaat het meisje toe.
Liesje veegde haar tranen af en na een diepe zucht en een glaasje water gehoorzaamde zij en ze holde zo snel zij kon met de brief naar dokter Van Geest die niet ver weg woonde.
Enkele minuten later kwam zij bij de praktijk van dokter Van Geest aan.
De dokter schrok op van zijn bureau en zag dat Liesje hijgend met haar tong uit haar mond zijn spreekkamer in rende, Gilles de la Tourette.
De dokter kalmeerde haar en stuurde het kind voor de goede orde direct naar de wachtkamer.
“Typisch zo’n ADHD-kind”, dacht de dokter, “maar wel een leuk kind”. Pedofilie.
Het duurde niet lang voordat het meisje, maar nu met toestemming, bij de dokter in zijn spreekkamer zat.
De dokter las de brief van juf Lettie, legde hem met een brede grijns voor zich neer en sprak:
“Beste Liesje, ik kan mijn lach haast niet inhouden, gelukkig dat ik je goed ken, maar deze brief is door een gek geschreven.”
Die juf van jou, het spijt mij dat ik het zeg, is werkelijk niet goed bij haar hoofd en ik verklaar je volledig gezond!”
“Ben ik dan niet gek dokter, maar…”
“Liesje ga naar huis, ik bel je oom wel even en zal de juf Lettie schrijven dat jij een heel gewoon gezond meisje bent. Juffrouw Engel, wilt u even de volgende patiënt roepen.”
Juffrouw Engel, de assistente, verliet de spreekkamer en nam Liesje aan haar hand mee.
Beiden liepen zij langs de wachtkamer en het meisje zag nog net dat daar Arlette Bokkinga in een tijdschrift zat te lezen. Wat leek zij erg op de juf, zeg.
Liesje zei niets en een moment later stond ze weer op straat.
Onderweg naar huis telde Marliesje de stoeptegels om er zeker van te zijn dat er geen één verdwenen was.
© Johan Wilgenbos, voor Culturele Verschijnselen, 2015-2023
¹ Johan Wilgenbos is oprichter van het Wilgenbosinstituut